Overige fysische factoren
Poriën
Poriën in de grond die in verbinding staan met de buitenlucht zorgen voor aanvoer van zuurstof (O2) en afvoer van kooldioxide (CO2). Daarom zijn poriën belangrijk voor plantengroei, mineralisatie en het bodemleven. Grond met minder water en meer lucht warmt in het voorjaar sneller op. Dat helpt om de mineralisatie op gang te krijgen. Daarnaast geven de poriën in de bodem wortels de ruimte om te groeien. Sommige plantenwortels (zonnebloemen, vlas, klaver) hebben poriën van 0,3 tot 0,5 mm nodig. Andere gewassen (ui en prei) hebben dikkere wortels en hebben dus grotere poriën nodig. Wortels kunnen kleine poriën (0,2 mm) ingroeien en deze vergroten. Hierbij kan een druk ontstaan van 0,5 tot 2,4 MPa. Aan de verdikking van een wortel, vaak met ringen, kun je zien dat hij bodemweerstand heeft ondervonden. Het bodemleven draagt bij aan de vorming van de poriën. Zo vind je in wormengangen vaak strengen van wortels.
Water
Zonder water is er geen leven mogelijk. Dat geldt ook voor de bodem: verschillende bodemorganismen leggen het loodje in een uitgedroogde bodem. Maar wanneer te veel water aanwezig is, wordt de lucht verdrongen en wordt leven onmogelijk voor organismen die lucht (zuurstof) nodig hebben, zoals plantenwortels en micro-organismen.
Als het niet vriest en de bodem niet volledig is uitgedroogd, verdampt er water uit de bodem. Naast verdamping door de plant (transpiratie) vindt verdamping plaats door de grond zelf (evaporatie). Om te verdampen verbruikt het water warmte, zodat het water de warmteregelaar is van de bodem. In de zomer zal het verdampende water beletten dat de temperatuur van de bodem te hoog oploopt. In het voorjaar echter zorgt water ervoor dat een natte bodem zeer traag opwarmt.
Water beïnvloedt ook de structuur van de bodem. Wanneer een zandgrond volledig uitgedroogd is, kleven de zanddeeltjes niet meer aan elkaar en zal de grond stuiven. Zware klei wordt bij uitdroging steenhard. Is de bodem verzadigd met water, dan vloeit hij open tot een pappige, slijkerige massa. Bij een goed vochtgehalte kunnen de bodemdeeltjes aan elkaar kleven, en kan een luchtige maar stabiele structuur ontstaan.
Draagkracht
De draagkracht of het draagvermogen van een bodem wordt vooral bepaald door de dichtheid van de grond, de vochttoestand en de mate van verdichting van de grond. Wanneer een bodem veel water bevat, neemt de draagkracht af. Een goede draagkracht kan in tegenspraak zijn met een goede bodemstructuur: een bodem die veel organische stof en veel poriën bevat, heeft een lagere dichtheid, waardoor de draagkracht vermindert. Als de toplaag van een bodem na berijden of beweiding tekenen van insporing of vervorming laat zien, is er sprake van een geringe draagkracht.
Indringingsweerstand
De indringingsweerstand is een maat voor de dichtheid van de grond. De dichtheid wordt bepaald door natuurlijke processen, maar ook door cultuurmaatregelen zoals het bewerken van het land met zware machines. Dat laatste kan leiden tot verdichting wat invloed heeft op het bodemleven, de zuurstof- en vochtvoorziening en de wortelgroei. Een indringingsweerstand tussen de 1,5 en 3,0 MPa remt de wortelgroei, bij een indringingsweerstand > 3,0 MPa is de wortelgroei ernstig belemmerd.